Post is voor mij iets magisch. Dat zit niet alleen in het poststuk zelf, maar in alles eromheen: het uitkijken naar een brief, de spanning die ik ervaar tussen het ontvangen en openen van een enveloppe, een wandeling naar een brievenbus en ga zo maar door. Ik hou zo van post dat mijn hart zélfs sneller gaat kloppen wanneer ik er iets over hoor, zie of lees. Als iemand dat herkenbare, magische gevoel weet te duiden, beleef ik het via woorden van een ander. En dat vind ik heerlijk! Natuurlijk deel ik de ‘post-boeken’ die ik lees met jullie. Zo schreef ik eerder al over Ode aan de brief, Oscar en oma Rozerood en Voortaan heet je Lieneke. Die boeken ben ik bewust gaan lezen, omdat ze over de kracht van post gaan. Maar een paar weken geleden werd ik verrast door een fragment in een boek. En ik vind het zo mooi dat ik ook dat met jullie moet delen!
Met brieven kun je het spel mooi verdelen en heb je het veld voor jezelf. Er ligt een ingepakt verhaal en het verloop ervan is onbekend. Tussen de spanning om de ongeziene inhoud van de brief en het verlangen deze zo snel mogelijk te leren kennen, kun je zelf scheidsrechter spelen. Wat ooit eerder geschreven en verzonden is ligt binnen handbereik. Dat neemt niemand je meer af.
Post in boeken
Post was tot een aantal jaren geleden iets alledaags. Maar e-mail en andere digitale communicatiemiddelen nemen die plaats over. De brief of kaart is een soort luxeartikel of een cadeautje geworden. En dat zie ik terug in andere dingen, zoals de films en boeken van nu. Post heeft daarin ook een andere, kleinere rol gekregen. Maar áls ik het dan tegenkom, maakt mijn hart een sprongetje!
Een paar weken geleden las ik De wetten van Connie Palmen. Dit boek gaat over een vrouw die in zeven jaar zeven mannen ontmoet: de astroloog, de epilepticus, de filosoof, de priester, de fysicus, de kunstenaar en de psychiater. Iedere man een eigen hoofdstuk. De man van het eerste hoofdstuk stuurt de vrouwelijke hoofdpersoon een brief… Herken je dat? Dat je een soort verlangen voelt naar de tijd waarin dat normaal was? Zelfs een kleine vermelding roept dat gevoel bij mij op. Kan je je voorstellen wat het met me deed toen ik bij hoofdstuk vijf een paar bladzijdes over postbeleving ontdekte?